-
1 mank lopen
mank lopen -
2 mank lopen
прил.общ. прихрамывать, хромать -
3 mank lopen
halta -
4 mank
1 lame♦voorbeelden:mank lopen • (walk with a) limpmank zijn aan de linkervoet • have a crippled left foot -
5 mank
♦voorbeelden:mank gaan, lopen • boiterlicht mank gaan • boitillermank zijn aan de linkervoet • boiter du pied gauche -
6 mank gaan, lopen
mank gaan, lopen -
7 boiter
-
8 limp
adj. zacht; uitgeput; zonder kracht--------n. mank zijn--------v. mank lopen; zich moeizaam voortbewegen; nauwelijks vooruit komenlimp1[ limp] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉1 kreupele/slepende gang ⇒ mankheid♦voorbeelden:————————limp2〈bijvoeglijk naamwoord; limpness〉♦voorbeelden:————————limp3〈 werkwoord〉 -
9 хромать
vgener. hinken, kreupel gaan, kreupel lopen, kreupelen, mank lopen -
10 clopiner
-
11 хромать
vgener. hinken, kreupel gaan, kreupel lopen, kreupelen, mank lopen -
12 halta
1) hinken2) mank lopen3) kreupel lopen -
13 хромать
hinken, mank lopen -
14 прихрамывать
vgener. hinken, hompelen, kreupelen, mank lopen -
15 game
adj. moedig; klaar; mank lopen; invalide--------n. spel; pret; wild; wedstrijd--------v. spelen, dobbelengame1[ geem]♦voorbeelden:1 game of chance • kans/hazardspelplay a good/poor game • goed/slecht spelenhave the game in one's hands • de wedstrijd controlerenplay a losing game • de (wed)strijd verliezenplay the game • eerlijk (spel) spelen, zich aan de regels houdenplay a waiting game • een afwachtende houding aannemenplay a winning game • de (wed)strijd winnen, de bovenhand krijgenit's all in the game • het hoort er (allemaal) bijbe off one's game • uit vorm/niet op dreef zijngame and (set) • game en setgive the game away • het plan(netje) verklappentwo can play (at) that game • dat spelletje kan ik ook spelennone of your (little) games! • geen kunstjes!the game is up • het spel is uit, nu hangen wij/julliebe up to some game • iets in zijn schild voerenit's your game • jij wintwhat a game! • wat een komedie!1 grap(je) ⇒ geintje, pret(je)2 bedrijf ⇒ gebeuren, -wezen♦voorbeelden:make game of • spotten metthe game was to tell how many • het was de kunst/het ging erom te zeggen hoeveel♦voorbeelden:¶ 1 points is game • wie 21 punten heeft, wint→ fair fair/IV 〈 meervoud〉————————game21 dapper ⇒ kranig, f♦voorbeelden:I am game • ik doe meebe game for something • tot iets bereid zijn, ergens zin in hebben————————game3————————game4〈 werkwoord〉1 gokken ⇒ spelen, dobbelen -
16 прихрамывать
vgener. hinken, hompelen, kreupelen, mank lopen -
17 hinken
2 [hinkelen] hop♦voorbeelden: -
18 halt
adj. mank, kreupel lopen--------n. klein spoorwegstation; halt, stilstand, rust--------v. stoppen; aarzelen, twijfelenhalt1[ ho:lt]1 halt ⇒ stilstand, rust♦voorbeelden:1 bring to a halt • tot stilstand brengen, stilleggencall a halt to • een halt toeroepencome to a halt • tot stilstand komenmake a halt • halt houden————————halt21 halt houden ⇒ stoppen, pauzerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 halt doen houden ⇒ tot stilstand brengen, stoppen -
19 limping
n. kreupel zijn, lam zijn, mank zijn; onvermogen om te lopen door handicap aan de benen
См. также в других словарях:
Bein — 1. An Beinern ist gut Fleisch nagen. – Kirchhofer, 253. 2. An einem Bein nagen muss man nicht mehr. – Kirchhofer, 169. 3. Auf Einem Beine geht (steht) man nicht. So sagt der Deutsche, wenn er seinen Gast zum Genuss eines zweiten Glases nöthigt.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mutter — 1. A Mütter müss huben a breit Vartüch (Schürze), die Chesrojnes1 vün die Kinder züzüdecken. – Blass, 12. 1) Plural von Chassuren = Fehler. 2. Ach, Mutter, i cha nit spinne, der Finger thut mehr weh; der Gyger spannt d Saite, tanze chönt i eh. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon